1.Inleiding
Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van kinderdagverblijf Twinkle.
Het beleidsplan is de rode draad voor de dagelijkse opvangpraktijk. Het is geschreven voor alle bij de opvang betrokken partijen:

Ouders / verzorgers:
De ouders / verzorgers een beeld geven van de opvang die de kinderen wordt geboden, de wijze waarop de opvang is geregeld, de activiteiten die worden ondernomen en de manier waarop met de kinderen wordt omgegaan.

Leidsters:
Het pedagogisch beleid is een richtlijn voor de leidsters zodat zij weten wat er van hen wordt verwacht. Daarnaast stimuleert het de leidster(s) om in de dagelijkse praktijk stil te staan bij het werk waardoor de kwaliteitsbewustheid wordt bevorderd.
In dit pedagogisch bedrijfsplan wordt gesproken over “leidsters”en “zij” omdat in de opvang voornamelijk met vrouwelijke werknemers gewerkt wordt. Waar er in dit bedrijfsplan wordt gesproken over een kind dan gebeurt dit om reden van het leesgemak in de “hij”- vorm.

2.ALGEMENE DOELSTELLING
Twinkle streeft er naar bij al haar opvang activiteiten verantwoorde kinderopvang te bieden. Het welzijn van het kind staat hierbij centraal.

2.1. Algemene visie op de kinderopvang
Kinderopvang biedt aan kinderen de mogelijkheid om zich in een veilige omgeving, in groepsverband, te ontwikkelen. Kinderopvang biedt ouders en verzorgers de gelegenheid om naast de opvoeding van de kinderen actief deel te nemen aan de maatschappij.

Kinderopvang dient te voldoen aan eisen met betrekking tot kwaliteit en continuïteit. Tevens dient kinderopvang, voor zover mogelijk, tegemoet te komen aan de wensen van de ouders.

2.2. Visie op kinderopvang in een kinderdagverblijf
Kinderdagverblijf Twinkle streeft er naar een opvoedingsituatie te bieden die aansluitend en aanvullend is op de opvoedingssituatie thuis. In het kinderdagverblijf ontmoeten kinderen andere kinderen in groepsverband. Het is een plaats waar kinderen leren omgaan met andere kinderen, door onder meer samen te spelen, te eten en te slapen. Door het omgaan met andere kinderen leren kinderen de uitwerking van hun gedrag op anderen kennen. Mede hierdoor krijgen kinderen inzicht in hun eigen gevoelens en leren ze een scala aan reactiemogelijkheden. Tevens leren kinderen al vroeg de betekenis van delen, helpen, rekening houden met de ander, omgaan met conflicten en opkomen voor je zelf.

De situatie in de dagopvang is er opgericht het kind in een op kinderen afgestemde omgeving en sfeer een prettige dag te laten doorbrengen, zodanig dat het kind zich er veilig en geborgen voelt. Hier wordt door de leidsters zowel in groepsverband als individueel bewust aangesloten op de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt.

Twinkle neemt een deel van de opvoeding van de kinderen over. Ouders zijn echter medeverantwoordelijk voor de opvang van hun kinderen in het kinderdagverblijf. Daarom is het noodzakelijk om gegevens over de ontwikkeling van hun kind met de leidster(s) uit te wisselen. Daardoor worden wederzijdse inzichten over deze ontwikkeling en de opvoeding vergroot. Goede contacten tussen ouders en leiding is dus belangrijk.

Ouders mogen van de leidsters betrokkenheid bij het kind verwachten. Zij kunnen meedenken over opvoedingsvragen als ouders daaraan behoefte hebben. Tevens hebben de leidsters een signalerende functie ten aanzien van het welzijn en het functioneren van de kinderen. Een kinderdagverblijf is speciaal ingericht voor de kinderen en biedt daardoor andere mogelijkheden dan de thuissituatie. De accommodatie is aantrekkelijk, veilig en schoon. Er is tevens voldoende geschikte buitenspeelruimte.

2.3. Uitgangspunten
Als basis voor het pedagogisch beleid gelden onderstaande uitgangspunten. De opvoeding is gericht op de ontplooiing van een kind tot een zelfstandige, creatieve en kritische persoon en op het aanleren van sociale vaardigheden. Elk kind heeft het recht om onvoorwaardelijk geaccepteerd te worden. Hoewel het noodzakelijk is om bepaald gedrag te verbieden, dienen gevoelens serieus genomen te worden. Een kind heeft recht op respect en moet de ruimte krijgen om zich op eigen wijze te ontwikkelen. In het kinderdagverblijf mag geen verbaal of fysiek geweld gebruikt worden. Een kind heeft basisbehoeften, zoals de behoefte aan voeding, slaap, aandacht en genegenheid. Er wordt naar gestreefd zoveel mogelijk aan deze behoeften te voldoen. Het is belangrijk dat een kind zich veilig en geborgen voelt. Een kind moet bekend zijn met de plaats en de manier van opvang. Het streven is dat steeds dezelfde mensen en kinderen aanwezig zijn. Een kind heeft recht op individuele aandacht en zorg waarbij tevens rekening moet worden gehouden met het belang van de groep als geheel. Het individu mag niet lijden onder de groep, maar de groep mag ook niet lijden onder het individu.

2.4. Gedragscode voertaal.
In principe wordt er op kinderdagverblijf Twinkle de Nederlandse voertaal gehanteerd.

Correspondentie wordt altijd in het Nederlands geschreven en op ouderavonden wordt er Nederlands  gesproken.

Echter veel van de kinderen die bij ons verblijven zijn bekend en vertrouwd met het Limburgse dialect. Wanneer wij merken dat deze kinderen zich meer op hun gemak voelen in hun moedertaal, spreken wij  Limburgs dialect met deze kinderen.

3.PEDAGOGISCH BELEID

3.1. Creëren van ontwikkelingsmogelijkheden
In de eerste vier jaar van het leven ontwikkelt een kind zich van baby tot een peuter en schoolkind. Een kind, waarbij de ontwikkeling voorspoedig verlopen is,  treedt de wereld tegemoet met zelfvertrouwen en kan zich aardig redden. De eerste jaren worden algemeen beschouwd als een cruciale periode voor de ontwikkeling van het kind op velerlei gebied. De ontwikkeling van kinderen verloopt niet bij elk kind op dezelfde wijze. Ieder kind heeft een eigen tempo en kent bepaalde gebieden waarop het zich meer of minder ontwikkelt. Ieder kind heeft ook een groot potentieel aan mogelijkheden in zich. De situatie waarin het kind opgroeit en de mensen die het kind omringen spelen een belangrijke rol in de manier waarop die mogelijkheden worden gerealiseerd en in welk tempo dat het gebeurt. De kinderopvang levert hieraan een belangrijke bijdrage. Het signaleren van ontwikkelingsproblemen is een belangrijke functie van het dagverblijf. De situatie in het dagverblijf is er op gericht om kinderen in een veilige en prettige omgeving de dag te laten doorbrengen. Hierbij wordt zowel in groepsverband als individueel bewust aangesloten op de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. In de ontwikkeling van de kinderen vallen de navolgende deelgebieden te onderscheiden:

  1. lichamelijke ontwikkeling
  2. sociaal-emotionele ontwikkeling
  3. cognitieve ontwikkeling
  4. creatieve ontwikkeling
  5. ontwikkeling identiteit en zelfredzaamheid

3.2. Lichamelijke ontwikkeling
In de leeftijd van 0 tot 4 jaar maken kinderen een grote ontwikkeling door in de motorische vaardigheden. De coördinatie en samen bewegen van romp, armen en benen heet de grove motoriek. De grove motoriek wordt gestimuleerd door materialen als het dans- en bewegingsspel. Kleine kinderen hebben veel belangstelling voor herhaling, de peuter voelt vooral.

In het dagverblijf zijn uitdagende spelmogelijkheden. Het kind moeten kunnen klauteren, glijden en springen waardoor het de eigen mogelijkheden leert kennen. Het kind leert onder meer omgaan met hoogteverschillen en gevaar. De fijne motoriek omvat kleine bewegingen die coördinatie tussen ogen en handen vereisen. Het kind gaat naar voorwerpen grijpen, pakken en iets in de mond te stoppen. De fijne motoriek ontstaat onder meer in het fysieke contact met de leidster en wordt gestimuleerd door materialen als kleurtjes, kralen, insteeknoppen en puzzels. Bij baby’s wordt dat gestimuleerd door rammelaars en door het doen van spelletjes en babygym.

3.3. Sociaal-emotionele ontwikkeling
Belangrijk aspect van de sociale ontwikkeling is de ervaring hoe het is om samen te zijn met andere kinderen en volwassenen. Door het omgaan met leeftijdgenootjes en leidsters leert het kind de uitwerking van z’n gedrag op anderen dan eigen mensen kennen. Hierdoor leert het kind inzicht te krijgen in zijn eigen gevoelens en leert andere reactiemogelijkheden. Tevens leert het kind al vroeg de betekenis van delen, troosten, helpen, rekening houden met anderen en omgaan met conflicten. Vrij spel is hierbij heel belangrijk, wij vinden het erg belangrijk om tussen de dagelijks terugkerende zaken als eten en drinken en andere activiteiten de kinderen genoeg mogelijkheden bieden om vrij te kunnen spelen met andere kinderen. Twinkle plaatst de kinderen in principe op de dagen die ouders vragen. Het gevolg hiervan is dat de groep elke dag anders is van samenstelling. Het kind maakt dus deel uit van een wisselende groep. Wat betreft continuïteit in relaties van kinderen uit een zelfde gezin gaat het kinderdagverblijf zoveel mogelijk uit van wensen en voorkeuren van ouders. Vanuit pedagogisch oogpunt heeft het dagverblijf wat dit betreft geen speciaal standpunt. Wat betreft het ingaan op wensen van ouders moet worden aangetekend dat het qua planning mogelijk moet zijn om hun wensen te honoreren.

3.4. Emotionele ontwikkeling
Het waarnemen en het serieus nemen van gevoelens van de kinderen is belangrijk. Soms is het nodig dat een leidster een bepaald gedrag verbiedt, echter de gevoelens van het kind moet ze accepteren. De leidster probeert de gevoelens van de kinderen, zoals blijdschap, woede, verdriet, angst en onverschilligheid te verwoorden. Zo leert het kind om te gaan met zijn gevoelens, herkent gevoelens van andere kinderen en leert hiermee om te gaan. Kleine kinderen uiten veel van hun gevoelens door spel. De leiding speelt hierop in en stimuleert dit door bijvoorbeeld fantasie en rollenspelen. Bij Twinkle is hiervoor materiaal aanwezig zoals poppen, een boerderij, lego/duplo en verkleedkleren.

3.5. Cognitieve ontwikkeling

3.5.1. Taal
De cognitieve ontwikkeling heeft betrekking op de ontwikkeling van taal (begrijpen en spreken) en denken: begrip en inzicht verwerven door de informatie uit de omgeving te ordenen, te onthouden, toe te passen en te combineren met nieuwe situaties. Taal en denken zijn nauw met elkaar verbonden. Taal is een belangrijk middel om inzicht te krijgen in de omringende wereld. Een kind vraagt en krijgt in taal uitleg en hulp. De leidster speelt hierin een actieve rol door veel tegen het kind te praten. Zoveel mogelijk wordt op elke taaluitdrukking van het kind gereageerd; van de eerste klanken die de baby maakt, tot de vragen en verhalen van de peuter. Er wordt door de leidster geen brabbeltaal gesproken of nagepraat. Ter stimulering van de taalontwikkeling organiseert de leidster verschillende activiteiten, zoals zang, taalspelletjes en spelletjes met klanken en geluiden.  

3.5.2. Denken
Spelen en bezig zijn is leren voor een kind. Het kind leert onder meer door voorbeeld en nabootsing. Door allerlei dagelijkse gebeurtenissen te bespreken, ontstaat ordening om de wereld van het kind. De leidster legt daarbij uit, benoemt de dingen en nodigt de kinderen uit om zelf te verwoorden. Regelmatig doet de leidster een beroep op het vermogen van kinderen om zelf oplossingen te zoeken voor problemen. In het dagverblijf wordt veelzijdig materiaal aangeboden waardoor kinderen bezig kunnen zijn met kleuren, vormen en seizoenen.

3.6. Creatieve ontwikkeling
De leidster stimuleert de creatieve ontwikkeling door het aanbieden van allerlei soorten materialen (water, zand, verf, klei, verkleedkleren en schmink) en activiteiten (muziek, dans en drama). Voor het kleine kind is het omgaan met materialen een onderzoekende bezigheid. Het leert er de mogelijkheden en de eigenschappen van kennen waarbij het resultaat nog niet belangrijk is. Creatief zijn kan op vele manieren, bijvoorbeeld door te vertellen en door fantasie- constructie spelen. Het is belangrijk dat kinderen hierbij gewaardeerd worden en zoveel mogelijk de ruimte krijgen voor hun eigen inbreng.

3.7. Ontwikkeling identiteit
Geleidelijk aan wordt het kind zich er van bewust dat het een persoon is, die verschilt van ieder ander. Door het kind positief te benaderen bevordert de leidster het zelfvertrouwen van het kind. Er wordt aandacht besteed aan de persoonlijke verhalen en het kind wordt gestimuleerd zich te uiten en eigen keuzes te maken. De leidster waardeert onderlinge verschillen tussen de kinderen in bijvoorbeeld voorkeur voor activiteiten, tempo en spontaniteit. Daarnaast stimuleert de leidster het identiteitsbesef ook door bijvoorbeeld regelmatig opnoemen van namen en achternamen of door te geven van eigen plekjes of spullen.

3.8. Zelfredzaamheid
De leidster moedigt het kind aan tot zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Dat wat het kind kan proberen mag het in principe ook zelf doen. De leidster zorgt er wel voor dat het kind niet teveel mislukkingen ervaart. De leidster geeft de kinderen af en toe opdrachten en taken, bijvoorbeeld het opruimen van speelgoed. De opdrachten worden voor het kind duidelijk en overzichtelijk gehouden.

4.MAATSCHAPPELIJKE BEWUSTWORDING

4.1. Overbrengen van waarden en normen
Het overbrengen van waarden en normen speelt in de opvoeding van de kinderen voortdurend een rol. Waarden geven uitdrukking aan de betekenis die mensen hechten aan bepaalde gedragingen, dingen of gebeurtenissen. Het zijn ideeën of opvattingen die aangeven hoe belangrijk mensen iets vinden. Waarden zijn onmiskenbaar cultuurgebonden; ze veranderen in de loop van de tijd en variëren van samenleving tot samenleving. Normen vertalen de waarden in regels en voorschriften hoe volwassen en kinderen zich behoren te gedragen. De waarde is respect hebben voor elkaar. De norm is dat lijfelijke agressie niet wordt toegestaan.

4.2. Uitwisselen van waarden en normen
Een kind wordt gevormd door de omgang met volwassenen en andere kinderen. De omgang tussen volwassen en kinderen heeft in de opvang een andere dimensie dan thuis. De leidster is in eerste instantie beroepsmatig bij de kinderen betrokken. De leidster onderhoudt contact met alle kinderen uit de groep. Daarnaast is er de omgang van de leidster met de groep als geheel. Op beide niveaus is sprake van een voortdurende uitwisseling van waarden en normen in communicatie en interactie. In een groep kinderen is er sprake van een continu proces. Dit vindt voor een gedeelte bewust en onbewust plaats. Tussen de kinderen onderling speelt voortdurend wat hoort en niet hoort. Door middel van taal vindt er onderling een (gedeeltelijke) bewuste uitwisseling plaats van waarde en normen. Daarnaast speelt het non-verbaal uitwisselen en overbrengen een grote rol in de communicatie. Hier wordt zo zorgvuldig mogelijk mee omgegaan.

4.3. Vooroordelen
De leidster is zich bewust van bestaande vooroordelen bij zichzelf en bij anderen omtrent geloof, etniciteit, sociale klasse, sekse en seksuele geaardheid. Zij realiseert zich beïnvloed te zijn door de eigen omgeving waarin zij is opgegroeid. Over al deze onderwerpen zijn in meer of mindere mate vanzelfsprekendheden ontstaan die discutabel zijn. De leidster probeert kritisch te staan tegenover deze meningen, het gedrag dat daar uit voortvloeit en zich bewust te blijven van eigen vooroordelen.

Bij kinderen wordt actief geprobeerd te voorkomen dat vooroordelen ontstaan, juist omdat kinderen van nature nieuwe dingen open tegemoet zullen treden. De leidster probeert steeds te reageren op de kinderen zodra ze merkt dat in een spel of in gesprek vooroordelen naar voren komen. Ook is zij actief in het aanbieden van roldoorbrekende speelgoed of het voorlezen of zingen van verhalen en liedjes die de kinderen duidelijk laten zien dat er keuzes zijn buiten de “gangbare” paden. Zij zijn erop attent dat zij op geen enkele wijze negatieve meningen laten horen over bepaalde groepen in onze samenleving. Wel is ze actief in het praten over verschillende groeperingen, met de bedoeling dat de kinderen meer weten en daardoor minder snel geneigd zijn iets gek en daardoor minder waard te vinden.

4.4. Verschillen
Bij Twinkle zijn kinderen van alle bevolkingsgroepen. Aan speciale gebeurtenissen, die aan een bepaalde levensovertuiging verbonden zijn, wordt op gepaste wijze aandacht geschonken in de groep. Voor zover mogelijk wordt aan de kinderen uitgelegd welke betekenis de speciale gebeurtenis binnen de betreffende levensovertuiging heeft. Verschillen in de sociale achtergrond komen soms tot uitdrukking in kleding, taal gebruik. Bij Twinkle wordt elk kind met evenveel zorg omringd. Het is belangrijk om kinderen geen typisch vrouwen of mannenrol op te leggen. In de opvang is er zowel “jongens” als “meisjes” speelgoed aanwezig. De keuze vrijheid en de eigenheid van het kind staan centraal bij de keuze voor het een of het andere speelgoed.

4.5. Problemen en conflicten
Kinderen worden gestimuleerd zelf hun sociale problemen op te lossen. Wanneer kinderen daarin niet slagen of wanneer steeds hetzelfde kind als “winnaar” of “verliezer” uit de strijd komt, biedt de leidster hulp. De minst weerbaren worden de mogelijkheid aangereikt om met meer kans op succes hun behoeften en wensen kenbaar te maken. De leidster leert de kinderen rekening met elkaar te houden door voor te doen hoe via overleg tot overeenstemming gekomen kan worden. Kinderen kunnen al vroeg leren voor zichzelf op te komen en daarnaast rekening te houden met anderen.

4.6. Feesten en rituelen
Een aantal gebeurtenissen zoals verjaardagen, afscheid en feestdagen (Sinterklaas, Kerst en Pasen) verlopen op het dagverblijf volgens een vast ritueel. Door hier op een bepaalde manier mee om te gaan, leren kinderen wat het betekent om bijvoorbeeld jarig te zijn. Aan vaste gewoontes kunnen kinderen zowel zekerheid als plezier ontlenen. Ook het hanteren van een vaste dagindeling valt te beschouwen als een ritueel.

4.7. Omgaan met rouwverwerking
Het overlijden van een persoon in de directe omgeving is ook voor jonge kinderen heel ingrijpend. Het is heel belangrijk dat de leidster op de hoogte is zodat zij zo goed mogelijk kan reageren. Troosten, aanhalen en warmte bieden zijn wezenlijk dingen waarmee je kinderen helpt om hun rouw en verdriet te verwerken. Het is belangrijk om eerlijke informatie te geven die aansluit bij de ontwikkelingsfase van het kind. Ook is het belangrijk om er niet over te zwijgen.

4.8. Uitstapjes en contact met ouderen
Op Twinkle hechten wij enorm veel waarde aan een gevarieerd programma. Wij wisselen zowel  individuele- en groepsactiviteiten als  buiten- en binnenactiviteiten af. Wij vinden het leuk om bij de groter opgezette activiteiten, zoals bij herfsttochten, Paastochten, het landelijk voorleesontbijt, sinterklaas activiteiten etc. ouders maar ook opa’s en oma’s te betrekken. Verder gaan wij regelmatig naar het bejaardenhuis in Urmond om samen te spelen en leren van elkaar. Voor zowel jong als oud is dit altijd een bijzondere ervaring. Ook bij deze bezoekjes wordt veel gevarieerd met beweging, muziek en creatieve activiteiten.

5.VERZORGING VAN DE KINDEREN
Op het gebied van gezondheid, veiligheid en hygiëne worden de richtlijnen van de GGD en de toezichtverordening op de kindercentra van de gemeente gevolgd. Daarnaast wordt gewerkt met richtlijnen op de hieronder genoemde terreinen.

5.1. Maaltijden
In eerste instantie wordt voor baby’s tijdens de dagopvang het ritme van thuis overgenomen. Naarmate de kinderen groter worden, gaan ze zich meer op de groep richten. Het gebruik van een maaltijd of een tussendoortje krijgt het karakter van een gezamenlijke activiteit. Wanneer een kind een speciaal dieet heeft, wordt dit op het dagverblijf gevolgd. Een van de leuke dingen van jarig zijn is trakteren. Bij voorkeur bestaat deze traktatie uit een gezonde traktatie. De leidster kan ouders altijd adviseren bij het bedenken van een gezonde traktatie.

5.2. Slapen
Een kind moet uitgerust zijn om de wereld aan te kunnen, daarvoor is voldoende slaap van belang. Voor baby’s wordt ook bij het slapen het ritme van thuis gevolgd. Dit ritme verschilt per kind en daar wordt op het op het dagverblijf rekening mee gehouden. Naarmate de kinderen ouder worden, ontstaat een groepsritme: alle peuters die gaan slapen, gaan tegelijk naar bed. Of en hoe lang de kinderen ’s middags slapen wordt regelmatig besproken met de ouders. De leidster gaat uit van de individuele behoefte van het kind.

5.3. Gezondheid, ziektes en ongevallen
Alle leidsters zijn in het bezit van geldig EHBO- en BHV-diploma en weten hoe te handelen in geval van nood. Ieder jaar wordt een bijscholingscursus op locatie gevolgd. Wanneer een kind ziek wordt op het dagverblijf worden de ouders of verzorgers daarvan in kennis gesteld. In overleg met de ouders of verzorgers wordt dan besloten wat voor actie wordt ondernomen. In een noodsituatie wordt uiteraard onmiddellijk de lokale arts gewaarschuwd.

Daarnaast willen wij jullie verwijzen naar het protocol zieke kinderen en medicijnen. Deze ligt ter inzage op het kinderdagverblijf.

5.4. Veiligheid
Het werken met een groep kleine kinderen maakt het noodzakelijk dat het materiaal en de inrichting van de groepsruimte voldoet aan de strengste veiligheidsnormen. Regelmatig wordt de ruimte en de materialen op veiligheid gecontroleerd. Hiervoor gebruiken we de risico-inventarisatielijsten van de stichting Consument en veiligheid.

Verder zijn alle leidsters op de hoogte van de huisregels. Hierdoor wordt de veiligheid voor de kinderen vergroot. Deze huisregels liggen ter inzage op het kinderdagverblijf.

5.5. Hygiëne
Voor kleine kinderen die nog niet veel weerstand hebben opgebouwd, is een schone omgeving van groot belang. De groepsruimte wordt dagelijks schoongemaakt door de leidsters. Regelmatig (minimaal 1x per jaar) worden de ruimten en manier van werken gecontroleerd op hygiëne. Hiervoor gebruiken we de risico-inventarisatielijsten van de stichting Consument en veiligheid.

Omdat er steeds meer kinderen zijn met een allergische aanleg, maar ook vanwege de hygiëne, is de ruimte zo stofvrij mogelijk ingericht.

5.6. Inrichting
Een belangrijk criterium bij de inrichting van de groepsruimte is overzicht. Overzicht over de ruimte is zowel voor de leidster als voor het kleine kind belangrijk. De leidster moet een zo goed mogelijk overzicht op alle kinderen kunnen houden. Voor de jongste is het belangrijk om oogcontact met de leiding te hebben terwijl ze aan het spelen zijn. Peuters hebben al wat meer behoefte om af en toe in een “afgesloten” hoekje met elkaar te spelen. Bij de inrichting is rekening gehouden met deze behoeften van de kinderen. De ruimte is, o.a. door kleur en materiaalgebruik, aantrekkelijk voor kinderen en nodigt uit tot spel.

6.OUDERBELEID

6.1. Samenwerking met de ouders
In het dagverblijf wordt een deel van de opvoeding en verzorging van de kinderen overgenomen van de ouders. Dit maakt het nodig om gegevens over de ontwikkeling van het kind uit te wisselen, waardoor wederzijdse inzichten over deze ontwikkeling worden vergroot. Om kinderen een zo goed mogelijke opvang te bieden is een goede samenwerking met ouders van groot belang. Daartoe dient aan een tweetal randvoorwaarden te worden voldaan:

  1. Wederzijds vertrouwen; begrip voor elkanders verantwoordelijkheid, mogelijkheden en beperkingen.
  2. Wederzijds respect; respect van de leidster voor de ouders die de eind verantwoordelijkheid voor hun kind hebben en respect van ouders voor de professionele verantwoordelijkheid van de leiding voor hun kind.

  Daarnaast krijgt de samenwerking tussen ouders en leidsters gestalte door:

  1. De wenperiode.

Om de eerste periode in de dagopvang voor het kind zo goed mogelijk te laten verlopen, worden er duidelijk afspraken gemaakt met de ouders. Deze afspraken hebben onder meer betrekking op de opvoeding, de verzorging het ritme en de gewoonten van het kind. Ook worden afspraken gemaakt over afscheid nemen. In de wenperiode wordt aandacht besteed aan de wederzijdse verwachtingen en wordt gevraagd naar specifieke wensen van de ouders.

  1. Uitwisselen opvoedingsideeën.

Het uitwisselen van opvoedingsideeën maakt het mogelijk om een lijn te volgen in de benadering van het kind. Soms kan een bepaalde benadering thuis succesvol zijn en kan de opvang die overnemen. Andersom kan dat ook gelden. Verschillen in opvoeding en benadering van het thuis en in de opvang zijn eveneens bespreekbaar.

  1. Opvoedingsvragen van ouders.

De opvang kan ouders ondersteuning bieden bij de opvoeding. Dit gebeurt in individuele contacten tussen ouders en leidster. De leidster ziet de kinderen de hele dag en heeft zicht op hun ontwikkeling. Als er problemen zijn met een kind wordt in overleg met de ouders bekeken wat het beste is voor het kind.

6.2. Betrokkenheid
De ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij zaken die de dagopvang betreffen. De contacten vinden plaats tussen:

  1. De leidster en de individuele ouders. De afstemming heeft betrekking op het eigen kind. Uitgangspunt hierbij is dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van ouders. Als de leidster vindt dat de wens van de ouder niet overeenkomt met het belang van het kind en/of de dagopvang wordt dit uitgelegd en wordt geprobeerd hiervoor begrip te kweken bij de ouder.
  2. Individuele ouders en de dagopvang. Twinkle draagt er zorg voor dat de ouders informatie krijgen over belangrijke zaken m.b.t. het functioneren van de dagopvang. Ouders kunnen advies geven over zaken die direct van invloed zijn op de kinderen of op de ouders zelf.

6.3. Uitwisseling informatie
Ouders en leidster hebben voornamelijk mondeling contact bij het brengen en halen. De kinderen krijgen als ze worden opgehaald een overdrachtsformulier mee naar huis. Hier staan de slaaptijden, de voedingen en bijzonderheden op vermeld. Ook  kan er, tot het kind 1 jaar is, gecommuniceerd worden door middel van een schriftje. Indien wenselijk of nodig kan er een oudergesprek worden aangevraagd.

6.4. Klachtenafhandeling
Kinderopvang is mensenwerk. En waar mensen werken, kan iets mis gaan. Dit kan leiden tot ontevredenheid en soms uiteindelijk tot klachten.

Iedere ouder heeft het recht een klacht in te dienen als de dienstverlening niet in orde is. Ouders kunnen op een aantal manieren een klacht neerleggen.

  • Ouders kunnen hun vraag of klacht meteen bespreekbaar maken bij een van de leidsters of eigenaren van het kinderdagverblijf.
  • Ouders kunnen een klacht indienen bij de geschillencommissie degeschillencommissie.nl De Geschillencommissie kent meerdere commissies, die klachten over verschillende, specifieke onderwerpen behandelen. Er zijn consumentencommissies, die klachten tussen consumenten en ondernemers behandelen en er zijn zakelijke commissies, die klachten tussen ondernemers onderling behandelen. Vanaf een commissie-pagina kunt u uw klacht indienen.  Er zijn drie manieren om uw klacht in te dienen:
  1. Ga naar de Geschillencommissie die uw klacht kan behandelen en dien daar uw klacht in. 
    2. Zoek via Adressen ondernemers de naam van uw ondernemer, en dien via die pagina uw klacht in.
    3. Zoek op Onderwerp als u niet weet bij welke commissie u moet zijn, of als u uw ondernemer niet kunt vinden.

6.5. Privacy
Individuele ouders hebben recht op privacybescherming door zorgvuldige behandeling van alle (in vertrouwen) gegeven informatie. Ouders worden op de hoogte gesteld indien er over hun kind contact en/ of overleg is met derden, die niet aan de dagopvang zijn verbonden. (school, hulpverlenende instanties, e.d.) Er wordt door de leidster geen vertrouwelijke informatie over kinderen en / of ouders aan andere kinderen, ouders en collega’s in de dagopvang gegeven.

6.6. Vierogenprincipe
Vanaf 1 juli 2013 is het vierogenprincipe verplicht voor de kinderdagverblijven. Dit houdt in dat er altijd een andere volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met de beroepskracht. Het vierogenprincipe is bedoeld om de veiligheid in de kinderdagverblijven te vergroten. Dit staat in de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012.

Wij hebben hier invulling aangegeven door onze ruimten te voorzien van camera’s.

Alle beelden kunnen worden teruggekeken.

De houders van het kinderdagverblijf kunnen ten alle tijden inloggen en meekijken op de groep. 

6.7. Plaatsingsbeleid
Bij Twinkle wordt opvang geboden aan kinderen van 0 tot 4 jaar. Er wordt gewerkt met één stamgroep. Een groep bevat maximaal 13 kinderen. Wij houden ons aan de leeftijdsopbouw volgens de voorschriften van de GGD en de rijksoverheid. De leidster-kind ratio wordt berekend via app van de rijksoverheid (1ratio.nl)

De mogelijkheid van plaatsing is afhankelijk van een aantal factoren. Zo spelen de leeftijd, alsmede de gewenste dagen een rol. Ouders kunnen op afspraak altijd het kinderdagverblijf bezichtigen. Er is een voorrangsregeling voor het plaatsen van tweede en volgende kinderen uit hetzelfde gezin.

6.8. Opvangaanbod en  openingstijden
Twinkle biedt gedurende twaalf uur per dag opvang.

De openingstijden zijn van maandag tot en met vrijdag van 07.00 uur en 19.00 uur.
Twinkle is 51 weken per jaar open. Kinderdagverblijf Twinkle is gesloten op 24 december vanaf 16.00 uur t/m 1 januari, carnavals maandag en dinsdag en alle erkende zon- en feestdagen. 

6.9. Flexibiliteit.
Wij hebben geen vaste breng en ophaaltijden. Als een kindje echter later dan 9.00 uur gebracht wordt of opgehaald wordt na 18.00 uur willen wij daarvan op de hoogte zijn. Als kinderen, die niet zijn afgemeld, om 9.00 uur nog niet aanwezig zijn op het kinderdagverblijf, wordt er contact opgenomen met de ouders om na te gaan of er iets is gebeurd.

6.10. Het afnemen/ruilen van (extra) dagen.
Extra dagen kinderopvang afnemen of het ruilen van dagdelen is mogelijk indien de groepssamenstelling dit toelaat. Wij houden ons aan de voorschriften van de rijksoverheid en GGD wat betreft de kind-leidster ratio.

Verder hebben we een aantal afspraken over het ruilen en afnemen van extra dagdelen

  • Het ruilen van een dag(deel) kan alleen in dezelfde week.
  • Het ruilen van dagdelen of het aanvragen van extra kinderopvang dient schriftelijk te gebeuren. Dit kan via een mail of door de wijzigingsformulieren in te vullen die jullie kunnen vinden op het kinderdagverblijf.
  • Indien er plek is krijgen jullie een reactie via de mail of wordt het formulier waar de aanvraag op is ingevuld ondertekend door een van de leidsters.

6.11. Continuïteit
Met betrekking tot personeel wordt gestreefd naar een zo’n groot mogelijk continuïteit. Alle beroepskrachten zijn goed opgeleid en gediplomeerd, zij werken volgens de CAO kinderopvang. Leidsters kunnen parttime werken. Bij ziekte en vakantie wordt voor (deskundige) vervanging gezorgd. Bij Twinkle wordt gedeeltelijk gewerkt met stagiaires en leidsters in opleiding. Door kennisoverdracht blijft de leidster de stof paraat houden en anderzijds wordt de mogelijkheid geboden om eens wat extra’s met de kinderen te doen.

6.12. Drie-uursregeling en achterwachtregeling

De drie-uursregeling.
Tussen 7.00 uur en 19.00 uur is het aantal pedagogisch medewerkers in overeenstemming met het aantal aanwezige kinderen. We gebruiken hiervoor de voorschriften die daaraan worden gesteld in de kwaliteitsregels kinderopvang (berekening pedagogisch medewerker – kindratio). Wij maken geen gebruik van de mogelijkheid van de drie-uursregeling omdat wij te allen tijden met voldoende mensen op de groep willen staan. Dit komt de zorg en kwaliteit voor de kinderen en onze medewerkers ten goede.

Achterwachtregeling.
Als er maar één medewerker aanwezig is op het kinderdagverblijf hanteren we een zogenaamde achterwachtregeling.

Deze regeling houdt in dat:

  • De pedagogisch medewerker/kindratio niet wordt overschreden.
  • In geval van calamiteiten er een actieve achterwacht beschikbaar dient te zijn die binnen ambulance aan-rij-tijden in het kindercentrum aanwezig moet zijn.
  • Is de achterwacht tijdens de openingstijden van het kindercentrum bereikbaar.

Op het kinderdagverblijf hangt bij de telefoon een actuele lijst van mensen die in deze achterwachtregeling zitten.

6.13.Contact met derden
Voor zover dit in het belang is van de kinderen kan er vanuit de opvang contact gezocht worden met externe instanties. Zo vindt wanneer nodig overleg plaats met de GGD, basisschool, opleidingsscholen voor stagiaires en welzijnsorganisaties.

7.ACCOMMODATIE
Kinderdagverblijf Twinkle is ingericht volgens de normen van de gemeentelijke toezichtverordening. De accommodatie is speciaal ingericht voor kinderen en biedt daardoor andere mogelijkheden dan de thuissituatie. De groep heeft de beschikking over een groepsruimte, slaapruimte met bedjes, een keuken, kinder-sanitair en een buitenspeelplaats. De ruimten zijn zodanig ingericht dat een stimulerende werking uitgaat op de ontwikkeling van het kind.